Ik lig hier op de bank, m’n iPhone in de hand waar ik dit bericht op typ, terwijl zachtjes de tranen over mijn wangen druppelen. Wat een week.

Het bericht dat mijn moeder weer in het ziekenhuis lag. De artsen wisten het nog niet zeker. Tot dinsdag dan… longkanker, niets meer aan te doen. “U moet in weken denken” zei de arts. Een keiharde uitspraak. Nooit gedacht dat dat zoveel pijn zou doen, dat het me zo zou raken.

Heel veel woorden hoef ik er niet aan vuil te maken, alle verwijten en al het geneuzel uit het verleden verdwijnen in het overweldigende gevoel van verlies. Voor de zoveelste keer verlies ik mijn moeder, nu alleen definitief. De wonden waarvan ik dacht dat ze door de jaren heen genezen waren staan weer wagenwijd open en bloeden tranen. Dikke hete tranen.

Mijn vader, een schim van de grote rots in elke zee die ik tegenkwam in mijn woelige leven, is zwaar getekend en heeft nu steun van mij nodig. Het enige wat ik kan bieden zijn mijn armen en het onmetelijke houden van dat de familieband heeft gecreëerd en wat alle stormen heeft doorstaan.

En dan het bericht van vriend R. Zijn dochter is onverwacht toch overleden aan de gevolgen van het noodlottige ongeluk veroorzaakt door een dronken idioot die een wedstrijdje moest rijden in z’n penis compensatie mobiel.

De woorden van Huub van der Lubbe, de zanger van de Dijk, uit het het lied Niemand in de Stad , blijven door m’n kop malen:”Iedereen gaat maar dood, Mamma ik mis je”….