Die het doen. Of die het juist niet doen. Na een periode van relatieve financiële tegenslag (ja, we hadden nog te eten, ja we konden de hypotheek nog betalen, ik weet het, maar daar hield ’t dan ook wel mee op) is nu de periode (schijnbaar) aangebroken dat we wat ruimer zitten qua pecunia.

Wat mij nu vooral opvalt is, ondanks het aantrekkelijke saldo op de spaarrekening, ik vooral probeer te voorkomen dat er geld van die rekening verdwijnt. Elke 10 euro is een struikelblok en een reden om het dan maar niet te doen. Raar maar waar. En dat is niet omdat ik ineens bij de club van vrekken ben gaan horen, in tegendeel. Het gewone geld (ja, van de salarisrekening) is onderhevig aan het gewone uitgavenpatroon, inclusief bezoekjes aan restaurants, de vermaledijde gele 3poot en ijssalons. Pokémonkaartjes voor de kids, het gaat gewoon door. Waar ik terugdeins is bij de wat luxueuze uitgaven. Een nieuwe (uiteraard platte) TV, een nieuwe bermuda (a € 39,95), een nieuw boek van de helaas overleden schrijver Ludlum (ja, ook uitgevers hebben lijntjes met boven) en dergelijke zaken. Daar stokt de wil tot spenderen.

Ik denk dat mijn ouwe vadertje daar debet aan is. Hij is tenslotte de man die mij de al oude wijsheid bijbracht die nu volgt: “Je bent rijk als je een gulden uit kan geven als je een gulden uit wil geven.”. En nu heb ik ontdekt dat ik graag rijk wil zijn, en daarom heel vaak die euro niet wil uitgeven……